Spelregels bij het toekennen van vakantiedagen
De zomervakantie staat bijna voor de deur en meteen duiken er dan traditioneel veel vragen op over de reglementering van de jaarlijkse vakantie.
In deze eerste flash over jaarlijkse vakantie herhalen we de modaliteiten bij de toekenning van vakantiedagen. Gelden er voorrangsregels? Moet de vakantie in één blok worden opgenomen of kan een werknemer dit versnipperd opnemen? Ontdek de krachtlijnen hieronder.
Algemene krachtlijnen
De algemene krachtlijnen bij het toekennen van de wettelijke vakantiedagen zijn steeds dezelfde, ongeacht het statuut van de werknemer (arbeider of bediende) en de wijze waarop de vakantieperiodes worden bepaald (via een collectief of individueel akkoord). Deze principes luiden als volgt:
1. Toekenning vóór 31 december
De wettelijke vakantiedagen, die werden opgebouwd tijdens het vakantiedienstjaar, moeten worden toegekend vóór 31 december van het vakantiejaar. Het is in principe verboden om de vakantiedagen die niet werden opgenomen in het vakantiejaar over te dragen naar het volgende jaar.
Voorbeeld – Een bediende werkt voltijds (5 dagen/week) gedurende het volledige jaar 2024. In 2025 heeft hij recht op 20 vakantiedagen die effectief tussen 1 januari en 31 december 2025 moeten worden opgenomen.
Als werkgever riskeer je zelfs (straf)sancties wanneer je de vakantie waarop je werknemers recht hebben niet zou toekennen. Je hebt er dan ook alle belang bij om je werknemers schriftelijk aan te sporen om hun vakantie tijdig op te nemen en om dit goed te documenteren.
Op dit principe bestaat sinds vorig jaar een uitzondering: bepaalde situaties van overmacht (vb. ziekte) laten een overdracht van vakantiedagen toe op het einde van het vakantiejaar en dit gedurende een periode van maximaal 24 maanden.
2. Voorrangsregels
Voor werknemers met schoolplichtige kinderen wordt de vakantie bij voorkeur toegekend tijdens de schoolvakanties.
Voor het overige bepaalt de wetgeving geen voorrangsregels. Je kan wel bijkomende voorrangsregels voorzien in het arbeidsreglement indien deze gebaseerd zijn op objectieve criteria.
3. Ononderbroken vakantieperiode
Behoudens andersluidend verzoek van de betrokken werknemer, moet een ononderbroken periode van 2 weken toegekend worden tussen 1 mei en 31 oktober (3 weken voor werknemers jonger dan 18 jaar op 31 december van het vakantiedienstjaar). Een ononderbroken vakantieperiode van één week moet in ieder geval worden gewaarborgd.
4. Saldo van de vakantiedagen
Buiten de hoofdvakantie, dient het saldo van de vakantiedagen indien mogelijk te worden opgebruikt in rustige periodes of ter gelegenheid van regionale, plaatselijke of andere feestdagen of om de “brug” te maken.
5. Opname van halve vakantiedagen
Het opnemen van halve vakantiedagen is verboden behalve:
- indien de halve vakantiedagen aangevuld worden met een halve dag van gewone inactiviteit (vb. deeltijdse werknemers die halve dagen werken) of met een halve dag aanvullende (‘Europese’) vakantie;
- indien de werknemer vraagt om 3 dagen van de vierde vakantieweek te verdelen over halve dagen. De werkgever kan zich echter verzetten tegen het opdelen van deze vakantiedagen indien dit het goede verloop van het werk in de onderneming zou verstoren.
Meer weten?
In een volgende flash zullen we dieper ingaan op de andere spelregels bij jaarlijkse vakantie, meer bepaald de procedure om de vakantieperiodes collectief of individueel vast te leggen.
Wil je meer te weten komen over de krachtlijnen die hierboven aan bod kwamen? Wil je graag bijkomende voorrangsregels voorzien in jouw arbeidsreglement? Je kan hiervoor terecht bij onze juristen via juridische-dienst@easypay-group.com.
Bron:
- Koninklijk Besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers.
Dit bericht delen: