Vervallen de minimale arbeidsduurbepalingen bij progressieve tewerkstelling?
Om progressieve werkhervatting mede te faciliteren wordt een afschaffing van de befaamde één derde-norm en de 3-urenregel voor werknemers in progressieve tewerkstelling vooropgesteld.
Huidige situatie
In het kader van een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid moet de wekelijkse arbeidsduur in principe 1/3de bedragen van de voltijdse wekelijkse arbeidsduur.
Bepaalde uitzonderingen worden voorzien op dit principe. Zo speelt deze beperking niet voor studenten die tewerkgesteld worden in het kader van een studentenovereenkomst.
Bij progressieve tewerkstelling geldt dit minimaal wekelijks tewerkstellingsvolume niet.
Daarnaast mag de duur van elke prestatie niet korter zijn dan 3 uren. Onder een ‘prestatie’ verstaat men een doorlopende werkperiode eventueel onderbroken door een korte pauze. Dit geldt voor alle werknemers en werkgevers die onderworpen zijn aan de bepalingen betreffende de arbeidsduur uit de arbeidswet van 16 maart 1971.
In bepaalde gevallen kan afgeweken worden van de wettelijke bepaling.
Deze minimale grens per prestatie speelt ook ingeval van progressieve tewerkstelling.
Toekomstige situatie
Om progressieve werkhervatting te faciliteren zal ook de bovenstaande minimale duur per tewerkstellingsperiode niet meer spelen bij progressieve werkhervatting.
Let wel: bovenvermelde is gebaseerd op ontwerpwetgeving en bijgevolg nog aan wijzigingen onderhevig.
Bron:
- Berichtgeving Federale ministerraad van 13 mei 2022 ‘Responsabilisering van de werknemers en de werkgevers in het kader van de ‘Terug-naar-werk-trajecten’;
- Persnota vice-eerste minister, Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke ‘Terug naar Werk’.
Dit bericht delen: