Wat brengt het Paasakkoord ons op fiscaal vlak?
In het paasakkoord worden verschillende fiscale maatregelen uit het federaal regeerakkoord concreet uitgewerkt.
Lees verder en ontdek wat het paasakkoord voor je betekent!
Voordeliger belastingstelsel voor ingekomen belastingplichtigen en ingekomen onderzoekers
Het bijzonder belastingstelsel voor ingekomen belastingplichtigen (BBIB) en ingekomen onderzoekers (BBIO) beoogde vanaf 1 januari 2022 een nieuw transparant wettelijk stelsel in het leven te roepen dat meer rechtszekerheid bood voor de betrokken partijen.
Door de invoering van deze bijzondere belastingstelsels doofde het bijzonder aanslagstelsel voor buitenlandse kaderleden uit.
Om de drempel voor buitenlands talent om in België te komen werken te verlagen, wordt vanaf inkomstenjaar 2025 gesleuteld aan deze 2 bijzondere belastingstelsels.
a) Gewijzigde voorwaarden ‘kosten eigen aan de werkgever’
De voordelen van de stelsels BBIB en BBIO zijn gestoeld op het begrip ‘eigen kosten van de werkgever’.
Een werkgever of vennootschap kan immers bovenop de bezoldiging, hetzij rechtstreeks, hetzij onder de vorm van specifieke terugbetalingen, regelmatig weerkerende kosten die het gevolg zijn van de tewerkstelling in België, ten laste nemen.
Denk hierbij onder meer aan:
- bijkomende kosten verbonden aan de huisvesting in België ten opzichte van het land van herkomst;
- bijkomende kosten verbonden aan de levensduurte in België ten opzichte van het land van herkomst;
- …
Momenteel mogen deze kosten niet meer bedragen dan 30% van de bezoldiging zoals omschreven voor de minimumbezoldiging in het kader van het BBIB.
Het bedrag van de kosten is bovendien geplafonneerd op 90.000 EUR per jaar.
Om beide stelsels meer attractief te maken, wordt het aandeel eigen kosten van de werkgever vanaf inkomstenjaar 2025 verhoogd naar 35%. Daarnaast wordt het maximumplafond van 90.000 EUR afgeschaft.
b) Aangepaste minimumbezoldiging voor BBIB
Eén van de voorwaarden om aanspraak te maken op de toepassing van het BBIB bestaat erin dat de werknemer van de werkgever of de vennootschap een in België belastbare bezoldiging moet ontvangen hebben die een bepaald minimum bedrag per kalenderjaar overschrijdt voor de prestaties die de ingekomen belastingplichtige ten behoeve van de werkgever of de vennootschap levert en op de resultaten van die werkgever of vennootschap worden aangerekend, met uitsluiting van de inkomsten die in aanmerking komen voor de in artikelen 155 en 156 bedoelde vermindering voor buitenlandse inkomsten.
Deze minimale bezoldiging zal vanaf inkomstenjaar 2025 van 75.000 EUR naar 70.000 EUR gebracht worden.
Optrekken fiscaal grensbedrag vrijstelling flexi-jobs
Bezoldigingen uit flexi-jobs zijn op fiscaal vlak in beginsel vrijgesteld, indien ze daadwerkelijk zijn onderworpen aan de bijzondere bijdrage van 28 %.
Vanaf aanslagjaar 2025 werd de vrijstelling, behalve voor werknemers die gepensioneerd zijn, (cf. art. 3, 7° van de wet van 16 november 2015) evenwel beperkt tot 12.000 EUR. Die limiet:
- geldt per belastbaar tijdperk en niet per werkgever.
- houdt geen rekening met vergoedingen die niet aan de bijzondere bijdrage van 28 % onderworpen zijn (bijvoorbeeld de vergoeding voor woon-werkverkeer).
Vanaf inkomstenjaar 2025 zal dit grensbedrag opgetrokken worden tot 18.000 EUR. Dit bedrag zal jaarlijks geïndexeerd worden.
Hiermee wil men een antwoord bieden op de noodzaak naar bijkomende flexibiliteit in een veranderende arbeidsmarkt.
Fiscale wijzigingen
a) Optrekken jaarlijkse netto bestaansmiddelen van een student
Om fiscaal ten laste te zijn, mogen o.a. de jaarlijkse netto bestaansmiddelen van een persoon een bepaalde grens niet overschrijden.
Deze grens is verschillend naargelang de student:
- ten laste is van een gezin: het basisbedrag is 1.800 EUR, of 4.100 EUR geïndexeerd voor het inkomstenjaar 2025,
- ten laste is van een alleenstaande: het basisbedrag is 2.600 EUR, of 5.930 EUR geïndexeerd voor het inkomstenjaar 2025 of,
- een beperking heeft en ten laste is van een alleenstaande: het basisbedrag is 3.300 EUR, of 7.520 EUR geïndexeerd voor het inkomstenjaar 2025.
In de toekomst wordt de grens algemeen vastgelegd op 5.265 EUR (basisbedrag), of 12.000 EUR geïndexeerd voor het inkomstenjaar 2025. Dit draagt bij tot een meer gelijke behandeling van ouders, ongeacht hun samenlevingsvorm.
Door deze verhoging kunnen studenten meer verdienen én ten laste blijven van hun ouders.
b) Uitbreiding situaties om toch niet ten laste zijn
Momenteel kunnen personen die bezoldigingen genieten die voor de belastingplichtige beroepskosten zijn, niet als ten laste van de belastingplichtige worden beschouwd.
Ontwerpwetgeving voorziet om deze maatregel uit te breiden naar de personen die beroepsinkomsten in het algemeen genieten die voor de belastingplichtige beroepskosten zijn.
c) Verdubbelen bedrag aan inkomsten uit studentenarbeid die niet als bestaansmiddelen in rekening mogen worden gebracht
Het bedrag aan inkomsten uit studentenarbeid (in ruime zin: zowel gewone bezoldigingen en beloningen voor verenigingsactiviteiten verkregen in het kader van een studentenarbeidsovereenkomst, als bezoldigingen verkregen door studenten in een alternerende opleiding en winst, baten en bezoldigingen als bedrijfsleider verkregen door een student-zelfstandige) dat niet als bestaansmiddelen in rekening wordt genomen, zal vanaf inkomstenjaar 2025 verdubbeld worden.
Hierdoor zou er een geïndexeerd bedrag van 6.840 EUR voor het inkomstenjaar 2025 gelden (bedrag onder voorbehoud van bevestiging).
Door deze verhoging kunnen studenten meer verdienen én ten laste blijven van hun ouders.
d) Niet mogelijk ten laste zijn in kader van inkomstenbelasting
Personen die een leefloon of een equivalent leefloon verkrijgen, zullen vanaf aanslagjaar 2026 uitgesloten worden als personen ten laste op het vlak van de inkomstenbelastingen.
Studiebeurzen worden niet als bestaansmiddelen beschouwd. Er wordt dan ook voorgesteld om die doctoraatsbeurzen niet langer uit te sluiten als bestaansmiddelen.
Varia
Het ontwerp van programmawet bevat verschillende kleinere maatregelen, zoals:
a) Eenmalige niet-indexatie van bedrag vrijstelling vergoedingen voor woon-werkverkeer met een ander vervoermiddel dan het gemeenschappelijk openbaar vervoer of het gemeenschappelijk vervoer georganiseerd door de werkgever
De terugbetaling van de kosten voor het woon-werkverkeer die de werkgever terugbetaalt, genieten een fiscale vrijstelling. Naargelang het type vervoermiddel en de manier waarop de werknemer beroepskosten aftrekt, is de omvang verschillend.
Het federaal regeerakkoord voorziet een eenmalige niet-indexatie van het bedrag van de vrijstelling voor vergoedingen voor woon-werkverkeer met een ander vervoermiddel dan het gemeenschappelijk openbaar vervoer of het gemeenschappelijk vervoer georganiseerd door de werkgever.
b) Einde van PC-privé-plan
Momenteel kan een werkgever tussenkomen in het kader van een PC-privé-plan tot maximaal 60% van de aankoopprijs (exclusief BTW) die door de werknemer wordt betaald voor de aanschaf van een persoonlijke computer, randapparatuur, printer, internetaansluiting, internetabonnement en de voor de bedrijfsvoering dienstige software. Deze tussenkomst is onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing.
Voor tussenkomsten gedaan door de werkgever vanaf 1 juli 2025 zou dit systeem op de schop gaan.
Ook de overgangsregeling voor de oude regeling PC-privé wordt opgeheven.
c) Uitdoofregeling voor vrijstelling sociaal passief
De invoering van het eenheidsstatuut ging gepaard met de invoering van een nieuwe fiscale maatregel ‘het sociaal passief’.
Met deze maatregel beoogde men een compensatie in te voeren voor de hogere ontslagkosten die resulteerden uit de nieuwe ontslagregelgeving.
Ontwerpwetgeving voorziet dat er geen nieuwe vrijstellingen meer zullen kunnen worden verleend voor bezoldigingen die na 30 juni 2025 worden toegekend aan werknemers die voldoen aan de anciënniteitsvoorwaarde van 5 jaar.
De spreiding van reeds toegekende vrijstellingsbedragen en de eventuele terugname van deze bedragen als winst of baten, blijven gelden volgens de huidige regels.
d) Einde van vrijstelling voor bijkomend personeel in kmo’s
Nadat de fiscale vrijstelling voor bijkomend personeel in kmo’s afgeschaft werd in de vennootschapsbelasting vanaf aanslagjaar 2021 (verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 1 januari 2020), wordt de vrijstelling nu ook in de personenbelasting afgeschaft vanaf aanslagjaar 2026.
Hierdoor zal de vrijstelling voor bijkomend personeel in kmo’s vanaf aanslagjaar 2026 volledig verdwijnen.
Let wel: bovenvermelde is gebaseerd op ontwerpwetgeving en bijgevolg nog aan wijzigingen onderhevig.
Bron:
- Diverse media.
Dit bericht delen: